Een aannemer trekt krijtlijnen of spant de draden waar de muren van het gebouw opgetrokken moeten worden. Dit zijn de richtlijnen, de tekens die aangeven in welke richting de handeling zich moet ontwikkelen. De metsers zijn er om te metselen. De richtlijnen tonen waar en hoe ze er mee moeten beginnen. Binnen het kader van de axenroos vat de term “richtlijnen geven” een hele reeks richtinggevende acties samen. Enige nuancering is daarbij gewenst.
Bij elke nieuwe apparatuur wordt een gebruiksaanwijzing meegegeven. Aanwijzingen zijn beschrijvingen van hoe men een apparaat moet bedienen om het normaal te laten functioneren. Deze aanwijzingen worden meestal door technici geschreven. Willen hun aanwijzingen begrepen worden, dan moeten ze gesteld zijn in de taal van de gebruiker. Dergelijke aanwijzingen zijn als een gids. Zij stippelen de weg uit. Zij beschrijven de achtereenvolgens te zetten stappen. Zij leggen uit hoe de werking in elkaar steekt. Zij begeleiden de gebruiker wanneer deze voor problemen komt te staan. Zo doet ook de wetenschap. Zij onderzoekt hoe de natuur functioneert en beschrijft de natuurwetten. De natuurwetten zijn aanwijzingen van hoe men met de natuur om moet gaan om deze tot zijn recht te laten komen. Zo vergt bijvoorbeeld de natuur van een overleg dat beide partijen elkaar beluisteren en erkennen. Volgt men deze aanwijzing niet, dan zal er geen goed overleg tot stand komen.
Adviezen zijn formuleringen van deskundige aard. Men vraagt om een juridisch, een financieel, een sociaal-psychologisch advies om het eigen handelen de nodige kwaliteit en efficiëntie te geven. Adviezen zijn zorgzame, respectvolle aanbevelingen die erop gericht zijn de inzichten van de consultant uit te breiden en diens handelingen adequater te laten verlopen. De raadgever geeft voorlichting en doet voorstellen om een probleem op te lossen of om de kwaliteit van een werking te vergroten. Wat de consulent ook adviseert, de consultant behoudt de volle vrijheid om zijn handelingswijze zelf te bepalen. Adviezen zijn niet bindend. Vraagt men een consult aan bij een deskundige, dan beoogt men de nodige voorlichting en raad te verkrijgen om zelf, of tezamen, tot een handelingsplan te kunnen besluiten. Men levert zich niet uit aan een deskundige. Men blijft zelf beheerder van de situatie.
Bij voorschriften of directieven ligt de verhouding enigszins anders. Directieven zijn communicatieve boodschappen waardoor men van een ander iets gedaan wil krijgen. Wie iemand iets voorschrijft of beveelt, poogt de handelingswijze van een ander dusdanig te beïnvloeden dat deze zich gedraagt zoals de voorschrijver het wil, welke ook de wensen of de belangen van de ander mogen zijn (1, p.162). Lukt deze poging, dan heeft de voorschrijver gezag over de ander, dan verkrijgt hij leiding over de ander. De ander volgt de voorschriften en reglementen van harte wanneer hij de voorschrijver vertrouwt. Vertrouwt hij de voorschrijver niet, dan zal hij het voorschrift naast zich neerleggen.
En dan hangt veel af van het feit of het gegeven directief tegengesproken mag worden. Is een discussie toegelaten, waarbij tegenargumenten op tafel mogen gelegd worden, zodat de voorschrijver zijn directief nog wil wijzigen of nuanceren? Het dulden van tegenargumenten, en daar rekening mee houden, kan de directieven aangepaster en acceptabeler maken. Is het directief niet tegensprekelijk, dan zal het enkel aangenomen worden omdat men vertrouwt op het gezag, of omdat men onder de druk staat van macht, Macht is vaak structureel hiërarchisch bepaald doordat een hogergeplaatste taken op kan leggen die uitgevoerd moeten worden zoals hij wil omdat hij er voor verantwoordelijk is. Het directief wordt hier tot een bevel, een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden.
Directieven, bevelen, geboden en verboden, regels en reglementen worden uitgevaardigd ter bevordering van het algemeen goed van de betrokkenen. Zo is het verkeersreglement een waarborg voor verkeersveiligheid. Een huishoudelijk reglement zorgt ervoor dat ieder lid van het sociale organisme daarbinnen als persoon tot zijn recht komt en dat de globale organisatie vlot verloopt. Wetten reguleren het samenleven in gemeenschap.
Er worden ook voorschriften en directieven gegeven die erop gericht zijn de levenskwaliteit te bevorderen van degene aan wie ze gegeven worden. Een arts legt een patiënt rookverbod op. Ouders eisen dat de kinderen hun tanden poetsen, dat ze op tijd in bed liggen, dat ze naar school gaan. Zij die verantwoordelijk zijn, of zich verantwoordelijk achten, voor andermans welzijn, en over betere inzichten menen te beschikken, zijn het de ander verplicht hem in de goede richting te sturen. Dit zal uiteraard maar tot een gunstig effect leiden wanneer men als ouder, opvoeder, hogergeplaatste, gezag heeft verworven door het vertrouwen dat het kind, de jongere, de ondergeschikte in hen stelt.
Invloedrijke en krachtige personen komen makkelijk in de verleiding hun gezag te misbruiken. Zij laten hun gezag verworden tot macht, waarschijnlijk omdat hun zelfwaardering afhankelijk is geworden van de volgzaamheid van diegenen die zij onder hun controle hebben (1, p. 199). Zo wordt de heer heerszuchtig. De heerszucht van een fascistisch leider komt maar tot stand door de meegaande dweperigheid van mensen die onzeker zijn over zichzelf. Een door macht of geweld beladen bevel is bron van conflict. “De conflicttheorie heeft als grondstelling dat het menselijk wezen sociabel, maar tot conflict geneigd is” (2, p. 59). En er is conflict zodra degene die andermans gedrag stuurt, dit doet om eigen belangen te behartigen, en niet het welzijn van de betrokkene, noch het welzijn van het grotere geheel. Wat startte als ordening en regulering van de gemeenschap wordt omgebogen naar eigen voordeel of eigen machtswellust. Daardoor slaat andermans volgzaamheid om tot verzet. Wat de heerser dan weer aanzet tot repressie. Hetgeen de verzetslui aanzet tot opstand. En zo ontstaat er een toenemende conflict-escalatie. Wat aantoont dat directief optreden, om adequaat te zijn, gepaard moet gaan met een redelijke portie relatiebekwaamheid die vertrouwen wekt.
Diegenen die nog niet de volle verantwoordelijkheid dragen of mogen dragen m.b.t. hun eigen handelen, vragen, vooraleer hun plan ten uitvoer te brengen, de toelating daartoe aan de eindverantwoordelijken. Het geven of weigeren van een toelating of vergunning of permissie hoort ook tot het sturen van andermans gedrag, al neemt de ander daartoe het initiatief door het doen van een voorstel.
Wie andermans gedrag kan sturen, houdt ook graag toezicht over de uitvoering ervan. Wie stuurt verwerft controle over andermans gedrag, eventueel ook over andermans denken en over andermans voelen. Het is immers niet enkel het gedrag dat gestuurd wordt, maar de hele bejegening, inclusief beeldvorming, gevoel, gedachte, optie. Zo kunnen richtlijnen zich ontwikkelen tot veranderaars van mensen, zowel in de goede als in de slechte zin. Een kritische kijk en de vrijheid voor tegenspraak blijven dus geboden.
De pupil trainen, oefenen, opvoeden is een sturing die gericht is op het geschikt maken tot het bereiken van een bepaalde vaardigheid of bekwaamheid. Deze behartigt het welzijn van de individuele persoon, of het goed functioneren in een team- of samenwerkingsverband.
Bij al deze sturingen van andermans bejegening luidt de ethische code dat daarbij het goede dat er “is”, moet kunnen blijven bestaan, en dat het goede dat er kan bijkomen een kans moet krijgen. Zoals in de wetenschap het principe van de falsificatie geldt, zo zou elke sturing het principe van de tegensprekelijkheid moeten huldigen. Bevelen moeten niet blindelings gehoorzaamd worden. De pupil heeft recht tot discussie en argumentatie, al zal hij ondergeschikt blijven aan andermans eindverantwoordelijkheid, en moeten uitvoeren wat hem opgedragen wordt. Maar hij moet dit kunnen doen in vertrouwen en niet onder druk van macht.
Van alle axen is, zoals uit observatiestudies bleek, het geven van richtlijnen de meest frequent gebruikte relatiewijze. Mensen sturen elkaar voortdurend bij. “Je zou beter dit… Hou eens op met… Doe dit… Laat dat… Je mag niet… Je moet eens…” Een reden temeer om oog te hebben voor deze ax, en om de interactieve kwaliteit ervan te onderkennen.
(1) Thomas Spencer SMITH, Strong Interaction, Chicago, University Press, 1992
(2) Randall COLLINS, Conflict sociology, New York, Academic Press, 1975