Een van de meest ophefmakende sociaal-psychologische experimenten over gehoorzaamheid bewees dat verstandige, volwassen proefpersonen, geheel vrijwillig en zonder enig materieel voordeel, op aandringen van de leider van het experiment elektrische schokken van 450 volt toedienden aan de andere proefpersonen als die de hun opgedragen geheugentaak slecht vervulden. Het voltage van de elektrische schokken startte bij 15 Volt, waarbij hen gezegd werd dat het een “lichte schok” was. Bij 180 volt werd aangegeven dat dit een “hevige schok” gaf. Bij 300 volt kwam er een “zeer intense schok”. Bij dit voltage begonnen sommige proefpersonen aarzelend te weigeren om nog verder de opdracht uit te voeren. Een derde van de proefpersonen stopte voor er een schok gegeven werd van 390 volt. Maar twee derde ging tot 450 volt, waarbij aangegeven stond: “Gevaar! Ernstige schok” (1). Gelukkig kregen de “slechte leerlingen” deze schokken niet écht toegediend, maar de “bestraffende” proefpersonen verkeerden in de waan dat ze werkelijk deze schokken toedienden aan de leerlingen die ze door een glasraam zagen zitten.
Blijkbaar is de mens een volgzaam wezen wanneer er hem een opdracht gegeven wordt door een persoon aan wie hij een legitiem gezag toekent, zoals een proefpersoon doet ten aanzien van een proefleider. Zo hebben bij de holocaust duizenden soldaten en ambtenaars en kampbewakers gehoorzaamd aan gezag zonder tegen te sputteren, in vrede met hun eigen geweten omdat zij de verantwoordelijkheid van hun daden in volle vertrouwen gelegd hadden in de handen van hun bestuurlijke of militaire oversten.
Door te gehoorzamen aan een leiding verwerft men het recht om toe te behoren tot de groep die door hen geleid wordt. En blijkbaar is de mens een dermate sociaal wezen dat hij, om bij een groep te behoren, zich makkelijk voegt naar de daarin geldende wetten en voorschriften. Wie daar niet aan gehoorzaamt wordt gesanctioneerd met uitstoting uit de groep. Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij pesterijen op school. Wie zich niet voegt naar de normen van een groep wordt keihard opzij geschoven. Wie tot een bepaalde groep wil behoren aanvaardt daarom de sociale druk die er van uitgaat en aan de in de groep heersende cultuur. Dat een mens van nature geen eenzaat is, wordt bewezen door de grote prijs die een individu betaalt om als lid van een sociaal organisme te worden erkend en bevestigd.
Men is dus waarschijnlijk niet zozeer gehoorzaam aan de leider dan wel aan het sociale organisme waaraan de leider zijn gezag ontleent. De verbondenheid met het organisme noemt men de loyaliteit. Wie zich toevertrouwt aan het organisme, voegt zich in de dynamiek ervan, inclusief de regels en de gebruiken. Soms vereist de toetreding tot een organisme dat men een eed van trouw aflegt. Men belooft om de door de groep gestelde doelen na te streven. Zonder al te veel moeite neemt men de ideologie van het organisme over, de dogma’s, de opinies, de normen. Het organisme is gericht op een doel het beweegt zich in een bepaalde richting. De richtlijnen van de leider worden blindelings gevolgd wanneer de groepsleden er van uitgaan dat de gegeven richtlijnen een weergave zijn van de voor het organisme gunstige richting. Hoevelen hebben niet uit trouw aan hun vaderland of uit trouw aan de revolutie aan hun leiders gehoorzaamd tot de dood?
Een tweede factor die gehoorzaamheid bevordert is de onoverzichtelijkheid van de situatie. Hoe ingewikkelder de situatie is, des te meer men uitziet naar mensen die men meer deskundig vindt. Hun adviezen verstrekken zekerheid aan degenen die zich onbekwaam achten om voor de problemen zelf een-‘oplossing te bedenken (2). Daarom zijn schrandere geesten over het algemeen minder volgzaam. Zij willen, alvorens een advies of richtlijn in te volgen, eerst zelf de zaak onderzoeken.
Daaruit kunnen we besluiten dat een ware gehoorzaamheid niet blind mag zijn. Doorzicht over de gestelde problematiek maakt, als de goede richting wordt aangegeven, de gehoorzaamheid zinvol en vanzelfsprekend. Daarbij zal men maar van harte “ja” kunnen zeggen als men de vrijheid heeft om in geweten ook “neen” te mogen zeggen.
Gehoorzaamheid is geen slaafse onderworpenheid. En gezagsvol leiderschap steunt evenmin op overheersing door macht. Laat ons duidelijk onderscheid maken tussen een afgedwongen volgzaamheid, die in stand gehouden wordt door de machtsstrategieën van heersers enerzijds, en anderzijds de gezonde gehoorzaamheid die ontstaat vanuit het vertrouwen in gezagsfiguren die niet in eigen belang dienen maar dat van het gezamenlijke organisme.
Een gehoorzaamheid die kritisch toekijkt, die in grote lijnen de gang van zaken doorziet, en die van harte met het beleid instemt, bevordert de samenhang en de coördinatie van het geheel. Kenmerkend daarbij is dat men ten eerste niet zozeer de persoon van de leider volgt, maar de dynamiek van het organismische geheel, dat door de leider wordt verwoord, en dat men ten tweede voldoende inzicht in de zaak probeert te verkrijgen zodat men bewust en met kennis van zaken de zinvolheid van de gegeven richtlijnen begrijpt.
De gehoorzaamheid wordt deugd genoemd wanneer zij zich inzet voor nobele en grootse doelen. Niet wanneer ze betrekking heeft op bijkomstige dienstnota’s of te detaillistische huisregeltjes. Wie zijn ziel verbindt met een organisme van hogere orde, waar belangrijke maatschappelijke, menselijke, ethische, spirituele waarden worden nagestreefd, zal uiteraard makkelijker gehoorzamen aan de aldaar geldende regels.
De kwaliteit van de gehoorzaamheid loopt dus parallel met de kwaliteit van de groep of het organisme aan wiens natuurlijke wetmatigheid men gehoorzaamt. Gehoorzamen aan een socio-cultuur is meewerken aan de ontplooiing ervan. Het is zich invoegen in de dynamiek van het geheel. Het ware “zonde” dit niet te doen, als het gaat om een constructieve socio-cultuur. Gehoorzaamheid kan ook destructie veroorzaken als ze blindelings de directieven volgt van destructieve groeperingen.
Een pedagogie der gehoorzaamheid zal zich aan deze inzichten inspireren. Vraagt een kind: “Waarom moet ik gehoorzamen?”, dan antwoorden wij niet: “Omdat ik het zeg”. Wij geven het redelijke argument, in aansluiting bij het bevattingsvermogen van het kind. “Omdat dit nodig is voor ons samenzijn.” “Omdat jij niet alleen op de wereld bent.” “Omdat wij rekening houden met elkaar.” “Omdat de natuur daarom vraagt.” Wij voeden op om te gehoorzamen aan een doel, en aan een gemeenschap, niet aan individuele heersers.
Gehoorzaamheid aanleren, stimuleren en belonen, is kinderen opnemen in een socialisatieproces. Het is hen leren zich in te voegen in sociale organismen, in een gezin, klasgroep, een vriendenkring, een sociaal netwerk. Het is lid worden van een gemeenschap. Als hen de waarde van dit lidmaatschap duidelijk wordt, dan voelen ze zich in hun gehoorzaamheid beloond. Dan is gehoorzamen een deugddoende ervaring. Door tot een groep te gaan behoren verkrijgt het kind, naast zijn persoonlijke identiteit, ook een sociale identiteit. Worden daarenboven een kritische kijk en een vrijheid van oordeel ontwikkeld, dan zal het opgroeiende kind met graagte gehoorzamen aan de natuurlijke wetmatigheden van de waardengebieden die men hen voorhoudt.
Volwassen gehoorzaamheid is identiek aan loyaliteit, vertrouwen in het organismische geheel, samenwerking, onderlinge afstemming op elkaar, verbondenheid van individu en gemeenschap. Daarom moeten ouders en leerkrachten appèl durven doen op deze deugd, om haar tot haar volwassen gestalte te laten uitgroeien. Uiteindelijk gaat het om het ontdekken van de wijsheid van de wetten van het leven.
(1) Stanley MILGRAM, Behavioral study of obedience, J. Abnorm. Soc. Psychol., 67, Nr.4 (1963) pp. 371-378.
(2) Theodore NEWCOMB, Ralph TURNER, Philip CONVERSE, Social Psychology: a study of human interaction, London, Routledge, 1965, p.279.