Hij die weet dat hij niet weet,
weet naar waarheid.
De moderniteit was gekenmerkt door de triomf van het technisch vernuft dat de wereld kon analyseren, kon controleren en naar zijn hand kon zetten. Alles kon, of leek te kunnen. De mens leek meester te zijn over de natuur, de kosmos, de samenleving, zichzelf. Alles lag aan zijn voeten. De mens kon de leiding nemen over het bestaan. Hij had in principe alle kennis en wetenschap binnen handbereik.
De postmoderne mens is heel wat bescheidener. Hij heeft de vaste steunpunten van zijn Newtoniaanse fysica verloren. Alles beweegt, verandert, takelt af en bouwt zich op. Er is tweespalt en contradictie, wanorde en chaos. Het leven ontwikkelt zich als een overlevingsstrijd om niet ten onder te gaan. De postmoderne mens zoekt niet naar vastheid. Hij zoekt hoe hij op constructieve wijze mee kan stromen in de draaikolken en wentelingen, en hij deel kan nemen aan de voortdurend aan gang zijnde ontwikkelingen en herschikkingen.
Eenzelfde tegenstelling als tussen het moderne en het postmoderne levensgevoel is ook merkbaar in de menselijke psychè, en in de tussenmenselijke relaties. Het ideaal van de moderne mens is leiderschap, wetenschap, ouderschap. Het zelfbeeld van de postmoderne mens is getekend door nederigheid, bescheidenheid, voorzichtigheid. Hij heeft het stuurrad moeten lossen. Hij zoekt in de branding naar de wijsheid van stroming.
In de psychologische literatuur, die overwegend modern van signatuur is, vindt de postmoderne zoeker weinig of niets over de ax van “lossen, ondergaan, weifelend zoeken”. Of toch? Ja, als het gaat over de verziekelijkte zijde van dit “lossen”, nl. de depressiviteit. Eén vorm van depressie illustreert hoe de mens die zich verliest in het hunkeren naar leiderschap en wetenschap na verloop van tijd uitgeput en ontnuchterd neerzakt in zwaarmoedigheid en wanhoop.
In tegenstelling tot de vitale, of endogene, of intrapsychisch bepaalde depressie, is de reactieve depressie te herkennen aan een daaraan voorafgaande gedrevenheid om een hoog liggende lat te overschrijden. Een vermetel zelfvertrouwen, een hoge prestatiedrang, een dwangmatig streven, zijn innerlijke houdingen die passen bij de moderniteit. Zij gaan hand in hand met een forse zelfkritiek bij mislukking of tegenslag. Verlaat je de nederige grond onder je voeten, dan ervaar je daarbij een innerlijke stuwing om je groter, slimmer, sterker te maken. Je hebt het, volks gezegd, wat te hoog in je bol. Je hebt daarbij, op de vage horizon van je bewustzijn ook wel een duf besef van overmoed. Maar dit besef kan maar rijpen als je omgeving je niet oppept. Je wordt door je ouders of door je omgeving over het paard getild. En niemand mag zien dat je aan de andere zijde van het paard tegen de grond kwakt.
De reactieve depressie ontstaat dus meestal als een reactie op een innerlijke stress, bij strubbelingen op het werk, bij ontslag, bij financiële of juridische moeilijkheden, bij gezondheidsproblemen, kortom bij situaties die je niet meer in de hand hebt. Je fierheid en je autonomie-gevoel worden aangetast. Je vreest dat je andermans waardering kwijtspeelt als je niet nog meer presteert. Je voelt je gekrenkt, en je verwijt het jezelf.
De remedie daartegen heet ootmoed. De gemoedsstemming die, als woord, met “oot-” wordt ingeleid wijst op een “niet moeilijk doen”. Als men “node” iets doet, dan doet men dat ongaarne, met tegenzin er toe gedwongen. De oot-moed wijst integendeel op een tamelijk rustige gemakkelijkheid van omgaan met tegenslagen en begrenzingen. Je windt je niet op. Je wordt niet dul. Je kan incasseren. Je bekijkt het filosofisch. Je denkt met sereniteit over jezelf.
Wie ootmoedig is zal op realistische wijze de eigen begrenzingen inschatten. Hij kent de eigen valkuilen. Hij weet dat hij steken laat vallen, en hij geeft dit toe, zowel aan zichzelf als aan zijn omgeving. Hij neemt aan dat hij moe, verstrooid, onhandig, onverstandig kan zijn. Hij tolereert gevoelens van twijfel, onmacht, beperktheid. Hij is daarom ook wijs.
Deze ootmoed geeft rust, en straalt rust uit. Je hebt vrede met jezelf. En daarom kan je je krachten herstellen. Je neemt immers de tijd om te recupereren, om op tijd de riem af te leggen. Je kan je makkelijk overgeven aan de slaap. De nog niet afgewerkte taak kan wachten tot je weer fris en uitgeslapen zal zijn.
In de tussenmenselijke relatie kan je, in alle eenvoud, je kwetsbaarheid laten zien. Als je niet vecht tegen de zwaarmoedigheid dan zal de zwaarmoedigheid ook niet vechten tegen je overmoed. Dan krijg je vrede in je innerlijke huishouding. En dan ben je ook niet beschaamd over je ziekte, je tegenslag, je fouten.
Ootmoed heeft dus niets van gedweeheid, of slaafsheid, of gemis aan moed. Ootmoed is integendeel een weg van herbronning, van geduldig en alert afwachten tot de bron weer opwelt. Wordt je door andermans drukte of emotie overspoeld, dan laat je het rustig bezinken. Je hoeft niet meteen het antwoord te weten. Je hoeft niet meteen op de meest adequate wijze te kunnen reageren. Je neemt je tijd. Je Iaat los. Je Iaat betijen. Je moet het niet meteen allemaal onder controle krijgen. Je moet niet meteen paraat staan.
De moderne samenleving schiep een levensgevoel van overmoed en hoogmoed. Badend in zo’n socio-cultureel levensgevoel wordt ook de individuele mens overmoedig, en zet zichzelf onder stress om toch maar aan zijn ideaalbeeld tegemoet te komen. De reactieve depressie, die 60% van de depressies uitmaakt (1), is de individuele verschijningsvorm van de maatschappelijke moderniteitsziekte. Het is begrijpelijk dat in zulke maatschappij weinig waardering wordt opgebracht voor ootmoed, tolerantie, nederigheid, en weinig respect voor kwetsbaarheid, onmacht, handicaps, droefheid.
De postmoderne mens zoekt in zijn verwardheid en wankelheid naar de diepere existentiële waarden die aansluiten bij ervaringsgegevens. Hij zoekt naar doorzicht van de processen waar hij deel van uitmaakt. Een van deze processen is dit van de overmoed die tot verkramping en stress leidt als de betrokkene zich niet innerlijk in evenwicht houdt door ootmoed. De zelfverheffing zonder zelfrelativering kiepert om in zwaarmoedigheid. De ondraaglijke lichtheid van de zelfverheffing wordt dan zijn zwaarte gewaar en stort met de vliegende Ikaros in zee.
Vele scholen van spiritualiteit hebben deze processen beschreven, en hun leerlingen aangezet tot ootmoed. Het grondbesef dat bij de spirituele meesters aanwezig is verwijst naar een grotere stroom of energie of scheppingskracht die de eigengereidheid van de mens altijd zal overstijgen en die daarom transpersoonlijk genoemd kan worden. Volgens hun mensbeeld kan de mens zich maar best invoegen in deze stroom en aldus zijn bestemming waar maken, in plaats van de levensstroom naar de eigen hand te willen zetten. Niet meer de eigenwijze mens staat in het middelpunt van de kosmos, maar de onvermoede wijsheid van de kosmos en de ziel daarvan staan.in het middelpunt.
De postmoderne samenleving hervindt haar kracht in deze ootmoed. Midden de op chaos lijkende deiningen ontdekt de ootmoedige mens de diepere, leven gevende, herbronnende stroom. Als er voldoende ootmoedige mensen zijn die elkaars kwetsbaarheden respecteren, kan de samenleving zich door deze ootmoed herscheppen en zich verder ontwikkelen.
(1) Clive ROBINS, Implications of research in the psychopathology of depression, J. Psychoth. Integration, 3 (1993) pp. 313-330.