Dienstbaarheid

Wat na de veldslag nabij Solferino overbleef was een horrortafereel van 40.000 kermende, huilende, gewonde mannen, geen soldaten meer, geen vijanden meer, maar hulpeloze, doodbloedende, voor hun leven vechtende stervelingen. Iedereen uit de omgeving sprong bij om, waar men kon, het leed van de ongelukkigen te verlichten. De emotionele schok die het nieuws van deze slachtpartij teweegbracht in de Europese landen heeft o;m. geleid, onder impuls van Henri Dunant, tot de oprichting van het Rode Kruis. Voor andermans leed kan men niet gevoelloos blijven. Deze humanitaire Verpleegdienst voor, soldaten op het slagveld is een van de vele uitingen van de bijstand aan mensen in nood. Artsen zonder Grenzen doen hetzelfde voor alle burgerslachtoffers waarbij de onmiddellijke omgeving niet tot hulpverlening in staat is.

Hulp- en dienstverlening zijn zo oud als de mensheid. Zonder de zorg voor elkaar kunnen mensen niet bestaan. Het instinct van de zorg voor het broed gaat terug tot de eerste warmbloedigen in het dierenrijk. Deze zorg is in eerste instantie gericht op het lenigen van de fysieke behoeften. Kinderen worden gewassen, afgedroogd, gekleed, gekamd, gedragen, gevoed, in bed gelegd en ondergeduffeld. Volwassen geworden nemen onze kinderen soms hun zieke moeder of gehandicapte vader in huis om hen te verplegen, te verzorgen, veiligheid te bieden.

Onder de “diensten”, die inzet gelden bij de tussenmenselijke uitwisseling, verstaan wij elke handeling jegens een persoon met het oog op de handhaving of verbetering van diens fysieke welbevinden. Ook een handeling die pijn of ongemak bezorgt, zoals tanden trekken, een etterbuil open snijden, een chirurgische operatie uitvoeren, is een dienst omdat deze handeling gericht is op fysiek welbevinden.

Benevens op het lenigen van fysieke behoeften kan een dienst ook gericht zijn op fysieke bevrediging. Pijnlijke plekken strelen, masseren, iemand induffelen, zijn weldadige handelingen die bevrediging kunnen verschaffen. We begrijpen niet hoe het komt dat deze diensten in sommige gezinnen slechts met mondjesmaat worden uitgewisseld. Is genieten verboden?

Wij kunnen aan anderen een grote dienst bewijzen door hun leef- en werkomstandigheden veilig, rustig en comfortabel te maken. Scheppen wij een rustig kader zodat onze huisgenoten zich op hun werk, hun studie, hun hobby kunnen concentreren? Hebben onze medewerkers voldoende ruimte, rust en veiligheid? Zorgen wij ervoor dat stresserende factoren verwijderd worden? Zorgen wij er voor om hen bijtijds van overlast te ontlasten?

Wanneer we het over “dienstvaardigheid” hebben, dan denken wij aan de bereidheid om familieleden en vrienden bijstand te verlenen bij klussen in huis, tuin of keuken. Het zijn de collega’s die hun kinderen helpen bij een verhuis, de buren die .een handje toesteken bij de aanleg van een oprit, de ouders die hun kinderen helpen bij de bouw van hun huis, of de man uit de straat die een nieuw behang aanbrengt bij het oude moedertje uit diezelfde straat. Maar dienstvaardigheid is een deugd die ook in de eigen huiskring een ereplaats verdient. Wie helpt er poetsen, opruimen, tafel dekken, de vaat schoonmaken, de planten water geven?

Juist omdat mensen niet kunnen overleven zonder de hulp van anderen, wordt dienstbaarheid als belangrijke waarde vooropgesteld. Dit is uiteraard zeer nodig in kringen waar men zich eerder “laat” dienen. Deze diensten-aannemende ax wordt in een consumptiemaatschappij als de onze tot een onuitgesproken gewoonterecht. Hetgeen dan leidt tot de polarisatie van enerzijds diegenen die altijd klaarstaan om te dienen, en van anderzijds diegenen die schijnbaar niets anders kunnen dan zich beroepen op het vermeende recht om gediend te. worden. “Ik kan nu niet helpen want… ik moet studeren, ik moet dit tv-programma zien, dat is mijn taak niet, ik heb er de goesting niet voor.” Besluit: de gedienstigen willen de gedienden niet verder lastig vallen, en klaren zelf de klus. Zo komt de gever steeds vaster te zitten in de rol van gever, en de consument in de rol van consument. Men herinnere zich dat gezonde relaties houden van wederkerigheid (rolwisseling) en veranderbaarheid van ax. De dienende gever mag, liefst voordat hij leeggegeven is, krachten recupereren door te stoppen, met dienst- en zorgverlening.

Dienstverlening op zich geeft voldoening. Men voelt zich goed in de dienende rol omdat men voldoet aan de door hogere instanties gestelde eisen. En men voldoet aan de idealen die men zichzelf voorhoudt. “Men zal niet kunnen zeggen dat ik geen zorgzame moeder was.”

Zoals bij elke ax kan er ook met dienstbaarheid overdreven worden. Sommige ouders kunnen het niet over hun hart krijgen om hun kinderen gefrustreerd te zien. Al laat het gezinsbudget het niet toe, toch mogen zij op skiverlof, toch worden ze op hun verjaardag speciaal verwend. Deze ouders zijn als slaafse dienstknechten die zich laten uitbuiten.

In zijn meest extreme vorm ontaardt dienstbaarheid tot overbescherming, betutteling, protectionisme. Deze overdrijvingen zijn herkenbaar aan het feit dat de begunstigden er niet meer kunnen van genieten. De te grote zorg wordt beleefd als machtsmisbruik. Zij, die over hulpmogelijkheden beschikken, zoals de rijke landen, domineren daardoor diegenen die van de geboden hulp afhankelijk zijn.

Wijs zijn zij die het juiste evenwicht vinden tussen het teveel en het te weinig helpen en bijstaan. Het criterium is de handhaving of de verbetering van andermans fysieke welbevinden. Onze dienstbaarheid moet zich dus afstemmen op de concrete leef- en werksituatie van de ander, op de graad van diens behoeftigheid, en op de zuiverheid van onze eigen motivatie.

Geef een antwoord